Lang leve de verwondering

In 1395 kocht het stadsbestuur het marktveld aan, met de bedoeling om er een plein van te maken en daar een stadhuis op te bouwen. Dat moest midden op het plein komen, zodat het beschermd zou zijn tegen de vele stadsbranden die vroeger voorkwamen. Het duurde nog tot 1448 tot men met de bouw begon. Eerder was er geen geld voor. In 1450 was het nog niet af, maar het werd zo langzamerhand hoog tijd en het stadhuis werd in gebruik genomen. Intussen bouwden de werklui gewoon door. Pas in 1459 was het echt af. Hoewel, af?

 

In de eeuwen die volgden, is er altijd aan gesleuteld. Nog tot in de vorige eeuw is eraan verbouwd. Bijvoorbeeld in 1949, toen de originele, houten fundering vervangen werd. Of in 1960 en ‘61, toen de beelden in de voorgevel werden geplaatst. Op de onderste rij staan Karel de Stoute, Filips de Goede, Filips de Schone en Maria van Bourgondië. Daarboven zie je Floris de Vijfde en Jacoba van Beieren.

  

Floris de Vijfde is ook te vinden aan de zijkant van het stadhuis, in het carillon. Om twee minuten over het hele en het halve uur klinkt de muziek, gaan de deurtjes open en komen de poppetjes tevoorschijn. Uitgebeeld wordt hoe Floris in 1772 stadsrechten geeft aan Gouda. Het carillon werd in 1961 aan de stad geschonken door de oprichter van De Goudse, Geert Bouwmeester. Het betoverende melodietje dat je hoort, is gecomponeerd door oud-stadsbeiaardier Maria Blom. Zij kreeg haar inspiratie van de beroemde negende symfonie van Beethoven. Vooral 's zomers staan er veel toeristen met verwondering te kijken naar het ‘klokkenspel van Bouwmeester’, zoals het carillon in de volksmond van de Gouwenaars ook wel genoemd wordt. 

Philip van Gangelen